Twijfelen deel miljoen
als ik woorden in een
weloverwogen volgorde zet
klanken laat resoneren
hier en daar een zin
ONTBREEK
schrijf ik dan een ge-dicht
hier wiebelen woorden
ver van wat
– of wie –
me dierbaar
is
vanop een denkbeeldig podium
snoer ik een-ketting-van-letters
rond mijn hals
beschrijf de man die ik niet ben
het geluk dat ik niet ken
schop de stoel
onder mijn voeten
uit mijn vingers rollen
vlokken verlangen
naar wereldvrede,
zoveel geld
dat geld er niet meer toe doet
naar
EINDELIJK
EENS
MET
ALLES
IN
ORDE
en
nooit meer afwijzing
ik kan net zo goed
een rivier
uit een steen slaan
of uit een omvergereden buik
het dier opensnijden
te lang wakker
onder heldere hemel
met een hoofd
vol van de vraag
die weigert zin te worden:
komt het goed met ons
