Identiteit
‘Identiteit’. Het woord staat midden op het bord, in het slordige handschrift van meneer De Munck. Ik kan het nauwelijks lezen vanop de achterste bank.
‘Iedereen moet zichzelf kunnen zijn!’ roept Amira zonder haar hand op te steken.
Je moet wel eerst weten wie je bent, denk ik.
‘Wanneer is iemand niet zichzelf?’ vraagt meneer De Munck.
‘Mijn nicht, sorry, mijn neef, is als meisje geboren,’ zegt Amira direct. ‘Hij is nu drieëntwintig. Zijn transitie is bijna afgerond, maar mijn nonkel en tante doen nog steeds alsof het een fase is.’
Ik vraag me af of haar neef het fijn vindt dat ze dat hier zomaar vertelt. Meneer De Munck lijkt zich dat niet af te vragen. ‘Moedig dat je dit durft te delen,’ zegt hij en hij wrijft, zoals hij vaker doet, met zijn hand door zijn halflange bruine haar.
De klas mompelt instemmend. Zo gaat het altijd. Amira die luid iets zegt. Meneer De Munck die haar complimenteert. De rest die zwijgt. Nu moet Elias er nog een schepje bovenop doen.
‘Iedereen die daar nog moeilijk over doet, leeft toch honderd jaar geleden,’ stelt Elias niet teleur. Hij ritst grijnzend zijn regenboogkleurige pennenzak dicht. Elise draait zich om en kijkt hem verliefd aan. Ook typisch.
‘Wat jullie zeggen raakt inderdaad aan een belangrijke kernwaarde van niet-confessionele zedenleer,’ neemt meneer De Munck weer over. ‘We geloven dat zingeving vertrekt vanuit…’ Maar de klas luistert al niet meer.
Is het dan echt zo eenvoudig, gewoon jezelf zijn? Wat als je een moordenaar bent? Mag je dan ook zeggen: mama, ik ben moordenaar, dus doe alsjeblieft niet moeilijk als ik straks wat lijken mee naar huis neem?
En als het écht alleen maar draait om jezelf zijn, waarom wil iedereen dan Elias’ vriend zijn terwijl ik straks weer alleen mijn boterhammen eet? Ik ben toch ook gewoon wie ik ben, niet meer of minder dan een ander?
‘Sommige mensen willen het gewoon niet begrijpen,’ roept Amira alsof ze mijn gedachten kan lezen. Haar blik glijdt door de klas. Natuurlijk blijft het stil.
Ik bijt weer op mijn nagels. Mijn vader zou dat afkeuren. Over deze discussie zou hij ook wel iets te zeggen hebben. Dat er grenzen zijn, bijvoorbeeld. Dat mannen mannen zijn en vrouwen vrouwen. ‘Het hangt letterlijk tussen je benen,’ hoorde ik hem ooit zeggen, tot groot vermaak van zijn vrienden. Of dat verhaal over die vrouw die boos werd omdat ze haar zoon, die zichzelf als kat identificeerde, niet naar de dierenarts mocht brengen.
‘Nathan?’
De hele klas kijkt me nu aan.
‘Nathan,’ herhaalt meneer De Munck. ‘Ik stelde je een vraag. Wat komt er bij jou op als je aan identiteit denkt?’
Meneer De Munck wrijft opnieuw door zijn haar. Er verschijnt een frons op zijn gezicht. Nog even kijkt hij me afwachtend aan, maar dan draait hij zich weg.
‘Misschien eerst nog iemand anders?’
